|
De natuurwetenschappen en de filosofie konden zich zelfstandig ontwikkelen. Sevilla, Cordoba en Granada behoorden tot de belangrijkste Europese steden van Andalusië (711-1492). Onder islamitisch gezag werden de universiteit van Granada en de universiteit van Saragossa (christelijk centrum) de westerse vertaalcentra voor de oude Griekse standaardwerken. Na de vertaling van het Grieks in het Arabisch, volgde in Spanje de overzetting in het kerklatijn. In Moors-Spanje werden op grote schaal bibliotheken aangelegd met soms honderdduizenden banden die een belangrijke bron vormden voor veel christelijke denkers. De Moren waren beroemd om hun architectuur, decoratieve kunst irrigatiewerken en windmolens. Het techniek van de windmolens werd dus door de Spanjaarden gekopieerd en naar Nederland geïmporteerd. Tevens introduceerde Moors-Spanje vele fruitsoorten, rijst, saffraan, amandelen, olijven, bonen en katoen. Al-Andalus bereikte zijn grootste bloei in de 10de eeuw onder Abd-ar-Rahmaan III (912 - 961), zijn opvolger, al-Hakam II (961 - 976), stichtte één van 's werelds omvangrijkste bibliotheken. Het kalifat van Cordoba was op dat moment de machtigste en best georganiseerde staat van heel Europa. De moskee van Cordoba en het paleizencomplex Medina Azahara zijn de architectonische hoogtepunten uit die periode.
Ook in materieel opzicht bestond er een vruchtbare uitwisseling van verworvenheden. De Arabieren introduceerden de dadelpalm, rijst en de sinaasappel en zij legden irrigatiesystemen aan die tot op de dag van vandaag hun werk doen.
De tijd van de Almohaden was er één van grote bloei: de filosofen Ibn Toefail, Ibn Roesjd (Latijnse verbastering: Averroës) en Ibn Sienna (Latijn: Avicenna) werkten aan het hof als lijfarts. Zij hadden een grote invloed op theologen en filosofen in West-Europa.
Meer informatie hierover kan je terecht bij de volgende categorieën... Klik Hier
|